Intro en Fragment

Intro

1

Na het Angelsaksische succes van True Adventures of the Rolling Stones, een boek dat uitgroeide tot de “Stones bijbel”, mét inbegrip van piraterij en de overname van talloze verhalen door minder goed geïnformeerde auteurs, achtte rockauteur-par-excellence Stanley Booth de tijd rijp voor een opvolger, waarin hij een indringende blik werpt op de grootste persoonlijkheid van The Greatest Rock ‘n’ Roll Band on Earth: KEITH RICHARDS!

Fragment

16

‘Muziek is de krachtigste kunstvorm, of het nu gaat om heavy metal of Verdi.’
Gore Vidal

‘Main Offender’, Keith’s tweede solo CD met The Winos, verscheen in 1992. tien songs, geschreven met Steve, Waddy, Charley of Sarah. Naakte rock, met hoorns op slechts één nummer. Liedjes als ‘Words of Wonder’ lijken Keith tegelijk voor te stellen als de gemene rocker en de grappige ouwe aap -die sigaretten opgooit en ze vangt met zijn mond, alles in één.
‘Als je een instrument wil leren bespelen, slaap dan met het instrument naast je hoofd, ‘zei bluesman Mississippi John Hurt vroeger. Dat deed Richards, die nacht in 1965 toen hij droomde, wakker werd en opnam, om terug in slaap te vallen en de riff te vergeten die uitgroeide tot de meest bekende uit de rockgeschiedenis, gekoppeld aan die onsterfelijke woorden ‘I can’t get no satisfaction.’
Stel je voor dat je ontwaakt en ontdekt dat je een song gemaakt hebt. Stel je voor dat die song het volkslied wordt van je generatie. Stel je voor dat je vanaf je teenagerjaren leeft in een drukketel van aanbidding en vervloeking. Stel je voor dat je miljoenen dollars verdient en bergen drugs slikt terwijl je vrienden en collega’s naast je met bosjes doodvallen.Stel je voor dat je een fortuin uitgeeft aan rechtszaken. Stel je voor dat je opkomt tegen woeste, door drugs dolgedraaide Hell’s Angels zowel als tegen slecht gehumeurde Britse magistraten. Stel je voor dat je de gevangenis in vliegt. Stel je voor dat je eruit komt. Stel je voor dat je niet in staat bent om je groep – The Greatest Rock ‘n’ Roll Band in the World – bij elkaar te houden en opnieuw moet starten wanneer je halfweg veertig bent. Stel je voor dat je uit heel die verwarring komt met twee volwassen kinderen, twee jonge, blonde dochters die lijken op je prachtige vrouw, en een toekomst vol belofte. Een feuilleton vol nipte ontsnappingen – het leven van Keith Richards.
Een niet al te struise man, één meter negentig; met ogen de kleur van een Rebel Yell; een rechte neus, bewerkt door in slaap te vallen op een luidspreker; sluik zwart haar dat grijs wordt aan de slapen en de neiging vertoont te krullen; korte brede handen en voeten. Richards spreekt met een mid-Atlantisch accent, als was hij een P.G. Woodhouse karakter dat een Erskine Caldwell novelle binnenstapte. Hij draagt een doodskopring, omdat hij de mijne zag in 1970 en wist dat het ‘cool’ was, maar zegt dat hij hem draagt omdat het symbool hem herinnert aan onze sterfelijkheid, wat beter klinkt. Hij ruikt hetzelfde als steeds, als een man die wel andere dingen te doen heeft dan in bad te liggen.

Keith – Het genie naast Mick Jagger – p. 207 – 208.