Intro
1
Nonchalant gooit Robbe zijn schooltas in de hoek van de kamer. Die heeft afgedaan tot eind augustus. Nu enkele dagen bijkomen van de examenstress, dan met een gerust hart zijn rapport ophalen en daarna: een welverdiende vakantie. Samen met pa, ma en Jakobien reist hij meteen af naar het Lido, de vastelandsverbinding van Venetië.
Robbe koestert warme herinneringen aan hun vorige verblijf daar, in het piepkleine dorpje Malamoco. Zelfs het feit dat hij eerst vele uren naast Jakobien in de auto zal doorbrengen kan zijn goede humeur niet bederven. Nog zes keer slapen en dan ziet hij eindelijk Myriam terug. Myriam Valdez. Een Spaanse schone, die buitengewoon lief, zacht en benaderbaar bleek. Robbe herinnert zich nog heel wat details van hun warme vakantieromance. Zalig. Via de netwerksite Netlog hielden ze nadien contact. Zowel Robbe als Myriam drongen er bij hun ouders op aan om dit jaar terug te keren naar Malamoco. Met succes.
Myriam, zomerzon, stranden, ijs en frisdrank. Heerlijke toe-komst. Verdorie, waar ligt dat Nederlands-Spaanse woordenboek nu weer? De paar dagen die hen nog scheiden, kan Robbe maar beter zijn Spaans wat oppoetsen. Naast haar moedertaal sprak.
Myriam alleen wat gebroken Engels. Daar kwamen ze niet ver mee. Gelukkig heeft Robbe een talenknobbel. Al snel kon hij zich in het Spaans redden. Spoedig zullen ze de draad kunnen oppikken waar ze vorig jaar gebleven waren. De kennismaking, met blozende blikken en klamme handen, kunnen ze over¬slaan. Dit belooft een prachtvakantie te worden. Rondtrekken met Myriam houdt bovendien in dat Robbe weinig tijd moet doorbrengen bij dat verwende nest van een Jakobien.
Robbe is de vijftienjarige zoon van Peter Hennaert. Zijn ma, Inge Zé, overleed na een verkeersongeluk. Vijf jaar geleden her¬trouwde zijn pa met Marijke Swart, Jakobiens moeder. Het Belgisch-Nederlandse koppel vormt een nieuw samengesteld gezin. Met haar vorige echtgenoot Johan Gerzon heeft Marijke een co-ouderschapregeling voor hun zeventienjarige dochter. Door de week verblijft Jakobien bij haar vader in Amsterdam, waar ze ook studeert. Op vrijdagavond zakt het aanstellerige wicht met stadsallures af naar het landelijke Brecht, vergezeld van een berg vuile was. Vakanties verdeelt Jakobien tussen Nederland en België, hoewel voor Robbe de tijd die ze in Nederland doorbrengt steevast vlugger voorbij lijkt te gaan dan wanneer ze haar dagen in België slijt.
Marijke Swart geeft Nederlands op het Nassau College in Breda, net over de Belgisch-Nederlandse grens. Robbe zit op dezelfde school. Hij stoort zich wel eens aan de extra controle die hem te beurt valt, maar zijn resultaten mogen gezien worden, waardoor hij meestal buiten schot blijft. Al zeurt Marijke vaak dat het beter zou kunnen als hij zich nog iets meer zou inzetten.
Peter Hennaert is networkdeveloper bij System-X, een groot computerbedrijf.
Het nieuw samengestelde gezin Hennaert-Swart functioneert prima, al is Jakobien er voor Robbe soms te veel aan. Gelukkig is zijn stiefzus er steeds minder. De laatste tijd gaat ze in het weekend vaak shoppen en maakt ze het Antwerpse uitgangsleven onveilig. Ze wordt groot, zegt haar moeder dan. Groot, pfff. Eerder volslagen onnozel. Met al haar gedoe over kleren en vriendjes. Van het ene wisselt ze al sneller dan het andere. En dan is er nog het kabaal dat uit haar kamer schettert. Muziek? In geen honderd jaar dekt die vlag de lading.
Zelf kiest Robbe liever voor kwaliteit. Zo interesseren al sinds de basisschool de Native Americans hem, de Noord-Amerikaanse indianen. Van zijn tante Ann-Marie kreeg Robbe een paar jaar geleden twee boeken over de Hopi, een kleine stam uit Arizona. Binnen de kortste keren kende hij de boeken zowat uit het hoofd.
Het woord ‘Hopi’ betekent goed, vreedzaam, onafhankelijk, gelovig en wijs. De leden van de stam zijn vooral bedreven in het maken van potten, kleren en kunst. De Kachina, goden die naar de aarde gekomen waren om de Hopi te onderwijzen, leerden hen hoe ze maïs moesten verbouwen en brachten regen zodat hun oogsten zouden slagen. Ze maken ook deel uit van hun ceremonies. Dat is belangrijk, want de Hopi geloven dat ‘de almachtige’ in het universum leeft. Wie sterft, leeft voort in een ander deel van het universum en zet daar zijn wereldlijke taken verder.
Volgens de Hopi is het leven een eeuwige cyclus van schep¬ping en vernietiging. Hun wereld wordt gemaakt en telkens weer afgebroken. De eerste Hopiwereld werd vernietigd door vuur. De tweede door vorst. De derde door een zondvloed. Vandaag leven de Hopi in hun vierde wereld, één vol pijn en leed.
Robbe glimlacht. Hij weet het nog allemaal. Toch is zijn Hopiverslaving het laatste jaar wat bekoeld. Hij geeft nu immers volop voorrang aan zijn sport. Elke woensdagmiddag leeft hij zich uit op de klimmuur. Volgens de trainers van zijn club ‘Klimmanjaro’ heeft hij veel talent. Zoals elke aap, zegt Jakobien dan. Robbe grijnst. Aap of geen aap, laat ze het hem maar eens nadoen! Hij weet maar al te goed dat de grote vor¬deringen die hij in amper twee seizoenen maakte er kwamen na vele uren training. Zo wint Robbe vaak wedstrijdjes ‘lead’, waarbij het erom draait de hoogste greep te halen. Behendigheid en ervaring maken het verschil. Alle klimmers moeten immers eenzelfde parcours volgen en krijgen nauwelijks tijd om hun route vanaf de begane grond te bestuderen voor de start.
De vrije dagen voor hun vertrek brengt Robbe bijna onafge-broken op zijn kamer door. Hij mailt Myriam en beantwoordt haar berichten onmiddellijk. Tijdens het wachten op een teken van virtueel leven frist hij verder zijn Spaans op. Robbe glimlacht. Myriam was een geduldige leermeester, die de kunst van het belonen bijzonder goed verstond. Dat schitterende vooruitzicht laat Robbe zelfs zonder morren zijn duit in het huishoudelijke zakje doen. Pa heeft het traditioneel erg druk op het werk en ma zit uren op school. Delibereren, knopen doorhakken. Robbe scoort door de tafel te dekken, te stofzuigen, op te ruimen en het gras te maaien. Myriam komt met het uur dichterbij. Nog vier nachten slapen. Dan kan hij eindelijk weer in haar diepe, bruine ogen kijken. Heerlijk!
2
Robbe heeft er net een chatsessie met Myriam opzitten wan-neer zijn vader thuiskomt.
‘Ik heb geweldig nieuws!’
Robbe is niet gewend zijn pa zo opgewonden te zien. Peter Hennaert is eerder het rustige type.
‘System-X heeft een groot contract afgesloten met de nationale vereniging van koffieboeren in Colombia, de Federación Nacional de Cafeteros. Ons bedrijf mag hun volledige netwerk vervangen. Ik bespaar jullie de technische details, maar het gaat om een internationale opdracht die voor System-X zowel qua verdienste als prestige ontzettend belangrijk is. En… ik ben aangewezen als projectverantwoordelijke!’
Glimmend van trots nipt pa van zijn versgezette cappuccino. ‘Ik wist dat die Baristacursus van vorige maand me van pas zou komen. Maar nu mag ik de theorie zelfs op de plaats van oorsprong aan de praktijk gaan toetsen.’
‘Ik heb natuurlijk ‘ja’ gezegd en mag jullie een prachtreis aanbieden: naar Bogotá, de hoofdstad van hét koffieland bij uitstek, Colombia. Drie weken logies in een luxe appartement, alle kosten inbegrepen!’
‘Prachtig voor je!’ Ma vliegt haar echtgenoot om de hals. Het angstzweet breekt Robbe uit. Hij wil vloeken. LUID vloeken! Robbe beheerst zich, al kost het moeite.
‘En Venetië?’ brengt hij hees uit.
‘Dat zal voor een volgende keer zijn. Dit jaar gaan we voor avontuur met een hoofdletter A.’
‘Eerder verveling met een hoofdletter V,’ zucht Robbe.
Fragment
De straten van Belén zijn ferme kuitenbijters. Wanneer ze overgaan naar de wijk Egipto, merkt Robbe op dat de huizen er meer afgeleefd zijn. De Carrera 3 Este geeft uit op een ouder-wetse supermarkt. Productos alimenticios el Jazmín staat in afbladderende letters op een pancarte boven het uitstalraam. Het publiek dat er in en uit loopt straalt een zekere gelatenheid uit. ‘Tijd om terug te keren,’ zegt Ursula. ‘Vanaf hier wordt het te gevaarlijk.’
Gevaarlijk? Zo had Robbe het nog niet bekeken. De mensen in Egipto lijken wat armer en laten zich misschien wat meer gaan dan de inwoners van Belén. Een kwestie van middelen, van mentaliteit of van allebei. Hij probeert dat aan Ursula uit te leggen, wanneer het meisje hem plots ruw vastgrijpt en omverduwt.
‘Auw, wat bezielt…’
Robbe krijgt de tijd niet om zijn zin af te maken. Een hels kabaal breekt los. Twee partijen vuren heen en weer. Robbe en Ursula zitten midden in een schietpartij.
De inslag van een kogel doet een plank lossen uit het hout¬werk rond het raam van een huis achter hen.
In haar val mist de plank Robbe op een haar na. Hij krimpt nog meer in elkaar. Een dof geluid weerklinkt.
‘Qué… Wat… Wat was dat?’
Ursula wijst naar een zwaargewonde man die tussen de voor-wielen van de vrachtauto op de grond is gezakt. De revolver die hij vastklemde, valt op de grond. Robbe Hennaert weet niet waar hij het heeft. Nooit eerder leek de cocon van zijn kamer in Brecht zo veilig en tegelijk zo oneindig ver weg. Als een kat duikt Ursula onder de auto, kruipt naar de man en grist zijn wapen weg. Dan keert ze terug naar Robbe en trekt hem mee, verder naar de achterkant van de vrachtauto.
Vier, vijf nieuwe schoten raken de man in de arm, de borst en het hoofd. Hij bloedt hevig, maar beweegt niet meer.
‘Está muerto. Ya no siente nada,’ sist Ursula.
Robbe wil hier weg. NU! Nooit eerder zag hij een lijk. Laat staan dat iemand voor zijn ogen werd afgemaakt. Hij kijkt naar Ursula. Zij wacht gespannen af, haar wijsvinger om de trekker geklemd. Het is doodstil geworden. Hoort Robbe iets, of… Slechts enkele meters van hen verwijderd verschijnt een gestalte. Pet op het hoofd, een geruite zakdoek voorlangs geknoopt, blijven enkel de ogen van de man onbedekt. De man? Eerder een jongen. Robbe schat hem niet ouder dan hij¬zelf. Blijkbaar maakt het meisje met de revolver in de aanslag geen indruk op hem. De jongen kijkt op noch om. Hij ver¬dwijnt even verderop in een steeg.
‘Dit is waanzin, pure waanzin,’ fluistert Robbe.
Ursula laat het wapen vallen en geeft het een trap.
‘Heb je enig idee wat er gebeurde?’ vraagt Robbe.
Een afrekening tussen lokale bendes misschien. Of iemand van de guerrilla of de FARC die een tegenstander uit de weg moest ruimen,’ antwoordt Ursula. ‘We hadden de pech terecht te komen in een alledaagse confrontatie. Alleen gebeurt dit zel¬den bij klaarlichte dag.’
‘Een alledaagse confrontatie? Gebeurt regelmatig?’ vaart Robbe uit. ‘Die kerel heeft iemand vermoord. Voor onze ogen!’
Robbe krabbelt overeind. Hij trilt over zijn hele lichaam.
‘Kom, we gaan naar de politie.’
Ursula schudt het hoofd.
‘Hé? Die man werd voor onze ogen vermoord. Je kunt toch niet toekijken hoe mensen elkaar op straat afmaken en vervol¬gens niets doen?’ reageert Robbe verbijsterd.
‘De politie kijkt heus niet op van de zoveelste tiroteo. Zij hebben andere zorgen aan hun hoofd.’
‘Andere zorgen? Iemand wordt op klaarlichte dag koelbloe¬dig neergeknald. Welke grotere zorgen kan je dan hebben als politiekorps?’
‘Así son las cosas por aquí!’ zegt Ursula gelaten. Zo gaat het hier nu eenmaal.
‘Dat klinkt al te gemakkelijk, vind je niet,’ duwt Robbe door.
‘Zo nemen wij Colombianen het leven nu eenmaal op. Jij denkt en voelt niet als een Colombiaan.’
‘Jullie Colombianen zijn gewoon knettergek. Están comple-tamente locos!’ foetert Robbe.
Ursula neemt zijn hand vast. Het gebaar kalmeert hem. ‘Ik geloof evenmin in geweld, Robbe, maar het is nu een¬maal meer regel dan uitzondering. Alle partijen maken er gre¬tig gebruik van.’
De jongen krabt zich in de haren. Thuis snapt hij al niet veel van de politieke blabla die de journaals uitbraken. Partij A, partij B, de ene is links, de andere rechts, dan zijn ze weer blauw, groen of rood… Hier in Colombia lijkt de situatie nóg complexer. Gevaarlijker ook. En onvermijdbaar. Waar hij thuis vrij makkelijk ontsnapt aan discussies over politiek en partijen, zit hij er hier middenin.
Wapenland pagina’s 71 – 73