INTRO
‘Hoi, ik ben Tilly!’
Jozef Proot kijkt samen met zijn zonen Pep en Tim naar de sproetenkop op televisie.
‘Hoe oud was je toen?’ vraagt Jozef.
‘Deze videobeelden werden een jaar of zeven geleden gemaakt,’ rekent Maria N achtegaele voor, ‘Tilly was toen zeven.’
‘Dat is net zo oud als ik nu’, merkt P ep op. ‘Wat ben jij veranderd!’
Tilly Nachtegaele knipoogt even naar de jongen. Ze mag het kereltje wel.
‘Toen was het een echt engeltje!’ lacht Maria. ‘Hoewel dat vandaag ook nog best gaat. Nietwaar, Tilly?’ Het meisje haalt de schouders op, de blik op oneindig.
‘Je ma praat voor jou erbij’, stelt Jozef.
Tilly glimlacht. Dat heeft Jozef goed begrepen. Wil hij het bij haar ma uithouden, dan zal hij haar eeuwige getater moeten verduren. Tilly monstert de nieuwe, grote liefde van haar ma. Drie weken tekst en uitleg blijken een goede voorbereiding. Ma mag dan heel wat woorden gebruiken, ze heeft Jozef niet opgehemeld of anders voorgesteld dan hij lijkt te zijn.
‘Mag ik nog een stuk taart?’ vraagt P ep, terwijl hij van de bank opstaat.
‘Natuurlijk, jongen.’
Terwijl Maria voor Pep een stukje aardbeientaart afsnijdt, kijkt Tilly naar Tim. Hij heeft de afgelopen uren nog geen twee woorden gezegd. De verveling staat op zijn gezicht te lezen. Van haar ma weet ze dat Tim net zo oud is als zij, uren achter de computer doorbrengt en verzot is op doolhoven. Wie weet wat ma allemaal over haar verteld heeft, bedenkt ze nu.
‘En toen was ze topless!’ roept Maria.
Het meisje op het scherm kijkt verdwaasd toe hoe de zee haar bikinitopje meeneemt.
‘Er niet achteraan zwemmen!’ klinkt Maria’s stem in de verte. O ok zij komt nu in beeld. Dan stokt de film.
‘Hier heb ik het filmen gestopt,’ giechelt Maria, ‘het moest nog een beetje beschaafd blijven.’
Tilly knippert verveeld met de ogen. De kerel naast haar forceert een beleefd glimlachje.
‘Wat is topless, pa?’
‘Dat leggen we je nog wel een keer uit, P ep! Kijk maar uit dat die aardbei niet op de bank valt!’ waarschuwt Jozef.
Pep prikt met zijn vorkje in de bengelende vrucht en laat hem in zijn mond verdwijnen.
‘Tim, pak jij de videoband eens van onze trip naar Amsterdam, een paar jaar geleden.’
‘Tuurlijk, pa’, hijst Tim zich overeind.
Pep kijkt van zijn pa naar de taart en terug. Wanneer dat niet loont, blikt hij in de richting van Maria, naar de taart en terug.
‘Wil jij misschien nog een stuk?’ P ep knikt. ‘Hij kan flink eten, die jongste van je!’
‘Nog iemand een stuk taart?’ vraagt Jozef. Geen reactie.
‘Nog een kop koffie, Tilly? I k heb gehoord dat jij verslaafd bent aan zwarte koffie.’
Tilly knikt. Jozef vult haar kopje. Tim duwt de band in de oude videorecorder.
Terwijl Tim zich weer op de bank installeert, komt heel even het Leidseplein in beeld. Dan tonen bibberige beelden hoe Jozef, met Pep op de nek, een van de typische Amsterdamse bruggetjes afgelopen komt.
‘Dat ben ik!’ roept Pep uit.
‘Jaaa, toen was je een kleine Pep Proot. Weet je nog hoe ik je noemde?’
Peps gezicht verandert in een donderwolk.
‘Een Prootje, of, korter nog, een protje!’
Maria lacht. Jozef, Tim en Tilly glimlachen. Pep gromt ‘is niet leuk’ en bijt op zijn vork.
De camera is nu duidelijk in handen van Jozef. Beelden van verschillende toeristische trekpleisters passeren de revue, al dan niet met Tim of P ep ervoor. Eén keer houdt Tim zijn jongere broer tegen wanneer die een drukke straat wil op lopen.
‘Heel attent van je, Tim!’ probeert Maria de zwijgzame jongeman in het gesprek te betrekken.
Tim knikt alleen maar.
‘Die twee zijn échte broers’, benadrukt Jozef. ‘Er wringt wel eens wat, maar ze kunnen elkaar niet missen en ze zouden voor de ander door een vuur gaan. I s het niet, Tim?’
‘Ja, pa’, klinkt het mat.
Tilly voelt mee met Tim. Hij heeft hier duidelijk nog minder zin in dan zijzelf. Waar Tilly erin slaagt deze avond te zien als iets van haar ma, heeft Tim het er zichtbaar moeilijk mee. Tilly weet dat er niets anders op zit dan de avond gewoon uit te zitten. Eigenlijk was ze ook wel een beetje nieuwsgierig naar de nieuwe vriend van haar ma. Ze wilde graag weten waar hij woonde en hoe zijn zonen waren. Jozef had ma verteld dat Tim een vlotte kerel was. Best mogelijk, maar dat komt er nu allesbehalve uit, vindt Tilly.
FRAGMENT
Hoofdstuk # 8 – Nieuwe bezems
Amper twee dagen is de herinrichting van het huis aan de gang wanneer Jozef verstek moet laten gaan. Voor het hele weekend nog wel. ‘Het droeve lot van de workaholic’, zei hij schertsend, maar echt geestig vindt Tim het niet. Nu mag hij al meteen een hele dag doorbrengen met Maria, die als een ijzeren kolonel de lakens uitdeelt. Eén kast vliegt opzij, een andere moet in de kamer ernaast binnengedragen worden. Gelukkig zitten de werkzaamheden in de grote slaapkamer – voortaan van pa en Maria – en in de keuken er al op. Wat Maria allemaal met de woonkamer uitprobeert, stelt Tims uithoudingsvermogen en geduld echter danig op de proef. De aanwezige schilderijen en ornamenten zijn al een keer of zes verplaatst. En weer teruggeplaatst. Tim heeft
er zijn buik van vol. Bovendien, waar zit Tilly? Zij kan toch ook helpen, of niet soms?
‘Misschien was het daarnet toch beter’, denkt Maria hardop.
Ze moet niet denken dat ik alles wéér ga verplaatsen, moppert Tim in zichzelf.
Alsof ze zijn gedachten leest, tilt Maria Nachtegaele het grote, Afrikaanse houten beeld zelf op. Terwijl ze ‘We can work it out’ neuriet, zet ze het terug op de plek waar het geen minuut geleden al een keer stond.
‘Mmm. Dat is inderdaad minder dominant. Wat jij, Tim?’
Van dominant zijn weet ze àlles, denkt Tim cynisch, maar hij zwijgt. Voor hem heeft dat Afrikaanse ding van pa geen enkele emotionele waarde. Het stond er en het staat er.
‘Je doet maar’, mompelt hij.
‘Zie je het liever bij het raam, of in de rechterhoek? De linker is in ieder geval te donker’, probeert Maria nog. Zonder resultaat. Tim haalt zijn schouders op en zucht.
‘Bij het raam dus’, hakt ze de knoop door.
De televisie en de stereotoren zijn aan de beurt. Omdat Maria de praktische indeling van de grote lade en de
diverse opbergschuifjes volledig aan Tim overlaat, verandert er weinig. Alleen Peps snoeptrommel, een plakkerig, vunzig potje, moet van haar de baan ruimen.
‘Tijd voor jullie slaapkamers.’
Het gevreesde moment. Nu. Zonder pa. En alsof de duivel ermee gemoeid is, komt net op dit ogenblik Tilly aan. Tim voelt zich meteen in het nauw gedreven. H ij weet dat Pep en hij een kamer moeten delen, maar de keuze van de kamer en de indeling zijn belangrijk. Gelukkig is Pep weg, of het werd helemaal een boeltje. Tim heeft het grote voordeel dat hij het huis al jaren kent. Reden waarom hij niet de grootste kamer,
‘zijn’ kamer, wil. De kamer van Pep heeft een deur en een trap die uitkijken op de tuin. Als hij die kamer kan krijgen, is dat erg handig wanneer er vrienden komen. Liever dan Pep bij hem te laten intrekken, opteert Tim dus voor de omgekeerde beweging. Maria ziet dat anders. Pep heeft veel minder spullen, dus ligt het toch voor de hand om hem te laten verhuizen? Het lijkt haar ook logischer om de grootste kamer te verdelen. Tim wil antwoorden, maar het is lastig om je zaak te verdedigen wanneer je argumenten beter verborgen
kunnen blijven. Gelukkig is Tilly soepeler dan haar ma. Het meisje ziet Tims kamer best zitten. Een veldslag gewonnen.
Een uur later staan de spullen van de broers P root en Tilly’s bezittingen in de juiste kamers.
‘Dat ziet er prima uit, Tim’, prijst Maria. ‘Richt nu jouw deel in. Dan kan Pep straks zijn spulletjes een plaats geven.’
Tim mompelt iets dat op een bevestiging lijkt. Hij haat het wanneer Maria hem zo beveelt.
‘Je vindt jouw gedeelte toch niet te klein, hoop ik? Het valt eigenlijk best mee, niet?’
Hoe kan je op zo een opmerking ooit zinnig reageren? Uiteraard vindt Tim de ruimte die hij overhoudt te krap. En ook het feit dat hij zijn privéruimte voortaan met Pep moet delen, is een serieuze stap achteruit. Dag privacy. Dat hij dit heeft weten te compenseren met een rechtstreekse uitgang doet aan het naakte feit geen afbreuk. Schouders ophalen dan maar weer. Hij onderdrukt een zucht.
‘We zullen voor een afscheiding zorgen. Dan hebben jij en Pep elk een stuk eigen kamer. Wat zou je denken van een rail op het plafond waar we een gordijn aan hangen?’
‘Een gordijn? Dat noem je toch geen afscheiding.’
‘En waarom niet? We kunnen redelijk dikke stof nemen, in een donkere kleur, waar je niets doorziet.’
‘Alsof dat Pep zal tegenhouden! Die stapt daar langs wanneer hij er maar zin in heeft. Hij zal een gordijn bijzonder leuk vinden om mee te spelen, zeker weten!’
‘Dan is het aan jou om hem duidelijk te maken dat het er niet zomaar hangt. Als je samen een kamer deelt, moeten er goede afspraken gemaakt worden. Zo eenvoudig is dat.’
Tim zucht.
‘We kunnen onmogelijk een valse wand plaatsen. Dan zou jij via de tuin naar je kamer moeten. Als het regent, neem je dan het vuil dat aan je schoenen hangt mee naar binnen. Ik zal zo al genoeg moeten schoonmaken.’
Als je enkel aan jezelf denkt, dan kan zo een oplossing natuurlijk niet, denkt Tim.
‘Maar als je een beter idee hebt: shoot! Jozef en ik zien dan wel wat we kunnen doen!’
En met die woorden verdwijnt Maria uit Tims nieuwe kamer. O f beter, zijn nieuwe halve kamer.
Tim gaat op de rand van zijn bed zitten. Een zoveelste zucht. H ij moet mee in deze hele evolutie, hoezeer hij dat ook anders zou willen. Alleen omwille van zijn pa wil hij het proberen. Maar hoezeer Tim ook zijn best doet, eigenlijk kan hij alleen constateren dat het hele verhaal hem dichter bij zijn ma brengt. Ma, die hij tot voor kort goeddeels uit zijn leven had gebannen.
Ma, pa, puinhoop!?, pagina’s 51 – 54.