Intro en Fragment

Intro

Hoofdstuk 1 – Verraden

De eerste grassprietjes priemden door het sneeuwtapijt. Dat mocht wel, want de winter van 1944 was ongemeen streng geweest. Lekker opgerold in haar warme bed voelde Eva Bauwens de kou niet die ijsbloemen op de ramen tekende. Ze hoorde de regelmatige ademhaling van haar broers Fred en Jef en van haar zusje Martha die op dezelfde kamer sliepen. Fred was met zijn achttien jaar een jaartje ouder dan Eva. De kleintjes Jef, elf, en Martha, bijna zes, sliepen gewoontegetrouw erg vast.
Er werd op de deur geklopt. Eva stond op om te kijken. Door het sleutelgat zag ze dat papa de deur oipende. Ze schrok. Samen met papa keek ze recht in de loop van een geweer.
‘Stan Bauwens?’ vroeg een stem.
Vader knikte alleen maar. Hij was te verbouwereerd om te antwoorden.
‘Meekomen!’
‘Waarom?’ stamelde papa.
‘Daarom!’

Fragment

Hoofdstuk 4 – Antwerpen

Op het perron brullen Duitse soldaten onverstaanbare bevelen. Willoos en machteloos komen mensen in beweging. Ze marcheren kriskras door elkaar. Dat lijkt de bewakers nog kwader te maken. Ze sturen de meute bij met vervaarlijk grommende honden die naar de gevangenen happen. Mensen vallen op de grond. Zij worden door de begeleiders geschopt en geslagen tot ze weer overeind krasselen. Kinderen die de hand van hun moeder lossen raken in paniek en beginnen te wenen. De chaos is algemeen. Blaffende honden, gehuil, geroep, angst, ellende en verdriet vullen het station.
Eva Bauwens loopt bijna helemaal vooraan. Een soldaat roept dat iedereen halt moet houden. Eva kan haar oren niet geloven. Die soldaat spreekt Nederlands.
Bertold Kaiser spreekt inderdaad behoorlijk Nederlands. Zijn moeder, Christine Verbeeck, was afkomstig uit Vlaanderen en ontmoette haar latere echtgenoot, Matthias Kaiser, tijdens de Eerste Wereldoorlog. Matthias vocht als soldaat in de Westhoek en beleefde een kortstondige romance met Christine, een meisje dat nog bij haar ouders woonde in Lauwe, geen dertig kilometer van het front. Na de oorlog keerde de soldaat terug naar Duitsland. Het avontuur van de twee geliefden leek voorbij, maar dat was buiten de kleine Bertold gerekend.
Toen Christine zwanger bleek, reisde ze het hele eind tot in Saarbrücken per trein. De familie Kaiser ontving haar niet bepaald met open armen, maar de liefde die de jonge tortelduifjes voor elkaar voelden en haar vlug dikker wordende buikje gaven uiteindelijk de doorslag. Een sober huwelijksfeest volgde, en korte tijd later zag baby Bertold het levenslichet.
Christine Verbeeck stond erop haar zoon ook Nederlands te leren, al was dat tegen de zin van haar man en haar schoonfamilie.
Net omwille van zijn talenkennis is Bertold Kaiser nu, één oorlog later, ondergebracht bij de Vlaamse transporten. Veel hoeft hij nochtans niet te zeggen, want de soldaten mogen geen persoonlijk contact met de gevangenen hebben. Het gebeurt wel regelmatig dat zijn oversten Bertold vragen om een in beslag genomen document of brief te vertalen, wat hem gegarandeerd een schouderklopje of een extra rantsoen oplevert.
Verschillende collega-soldaten benijden hem zijn kennis van het Nederlands. Zij zouden die kennis gebruiken om de gevangenen nog meer te vernederen. Sommige onder hen zijn er heilig van overtuigd dat de vijand nu eenmaal koste wat het kost vernietigd dient te worden. Bertold Kaiser huivert van dat idee. Met de beste wil van de wereld kan hij in deze troep weerloze vrouwen en kinderen geen levensbedreigende vijanden zien. De jongeman heeft tijdens de hele oorlog nog niemand gedood. Zou hij dat eigenlijk kunnen, een mens doden? Hij vraagt het zich vaak af. En zou hij daarna zijn vrouw en kinderen nog recht in de ogen kunnen kijken? Zonder zich te schamen voor zijn daad? Bertold hoopt uit de grond van zijn hart dat hij nooit de hartverscheurende keuze moet maken tussen doden of gedood worden. Hij heeft de laatste jaren al zoveel huiveringwekkende dingen meegemaakt.
Zoals die keer toen ze joden moesten transporteren. Een collega-soldaat duwde een oude, trage man zo hard dat de grijsaard voorover viel en zijn bril op de grond belandde. Toen de man naar zijn bril tastte, trapte de soldaat met zijn glimmende laars op de bril en op de vingers van de man. Beiden braken met een doffe knak.
‘Het is onze taak om de wereld van deze parasieten te verlossen,’ riep hij lachend en vol overtuiging uit.
De vingers van een oude, weerloze man breken. Bertold Kaiser vond het niet bepaald een heldendaad. De officieren moedigen dergelike wreedheden echter aan.

Getreinde wanhoop, pagina’s 39-40.